Het kostte geen
moeite om de pruimenoogst (met bij Jantje thuis pruimen als eieren zo groot…, maar wat voor kippen hadden ze daar?) van dit jaar
binnen te slepen. De Hauszwetsch droeg al vrucht en alle vijf hingen ze nog tot aan het laatste moment aan de
boom. Drie daarvan bleken echter al goedgekeurd en smakelijk gevonden door
wespen. Een van de pruimen bleef achter in de wei, en daarmee werd het moeilijk
delen (vier pruimen, en we zijn met vijf). De twee pruimen die nog helemaal
gaaf waren, zijn wel een plaatje. En lekker ook! De oogst van volgend jaar mag dan
ook iets groter worden, dan hebben we allemaal een hele ….
|
De opgepoetste pruimen hebben het formaat van de eieren van onze Hollandse krielen.... |
Van dat gedichtje van
de pruimen kende ik, zoals velen waarschijnlijk, alleen de eerste twee regels. Ter lering ende vermaek hier het
hele gedicht van Hiëronymus van Alphen uit 1779.
Jantje zag eens pruimen
hangen,
O! als eieren zo groot.
't Scheen, dat Jantje wou gaan plukken,
Schoon zijn vader 't hem verbood.
Hier is, zei hij, noch mijn vader,
Noch de tuinman, die het ziet:
Aan een boom, zo vol geladen,
Mist men vijf, zes pruimen niet.
Maar ik wil gehoorzaam wezen,
En niet plukken; ik loop heen.
Zou ik om een hand vol pruimen
Ongehoorzaam wezen? Neen !
Voort ging Jantje, maar zijn vader,
Die hem stil beluisterd had,
Kwam hem in het lopen tegen
Vooraan op het middenpad.
Kom mijn Jantje, zei de vader,
Kom mijn kleine hartedief!
Nu zal ik u pruimen plukken,
Nu heeft vader Jantje lief.
Daarop ging Papa aan 't schudden,
Jantje raapte schielijk op.
Jantje kreeg zijn hoed vol pruimen,
En liep heen op een galop.